Overleden Poolse soldaten in Zevenbergschen Hoek en Terheijden
In het dagboek van de na de oorlog in Breda neergestreken Poolse soldaat Roman Stolarz, staan aantekeningen met betrekking tot gebeurtenissen in Zevenbergschen Hoek en Terheijden in 1944.
Op 21 oktober werden strategische punten zoals het spoorwegknooppunt en het station Lage Zwaluwe, gebombardeerd door de R.A.F. Tijdens de Hoogmis op 30 oktober werd Moerdijk door de geallieerden onder vuur genomen en daarna kwam een reactie van zware Duitse artillerie. Op 4 november vloog het viaduct over de Roosendaalse spoorlijn in de lucht en ’s nachts bliezen de Duitsers een deel van de kerk van Zevenbergschen Hoek op.
Het was een akelige situatie met aan de ene kant de bevrijders en aan de andere kant de zich fel verdedigende Duitsers. De Poolse soldaten leverden echt een gevecht op leven en dood en kregen het zwaar te verduren.
Op 6 november 1944 werd het infanteriepeloton 'Jagers van Vlaanderen' bij ’t Hoekske, ten noorden van Zevenbergschen Hoek, getroffen door Duits afweergeschut. Zeker één soldaat is daarbij omgekomen. Dat was Edmund Geisner, hij diende onder de naam van Edmund Roznowski. Luitenant Roman Stolarz schreef hierover in zijn dagboek en over vier zeer zwaar gewonde soldaten.
In de nacht van 6 op 7 november werden de vier zwaargewonden op een brancard met een jeep naar de kerk van Terheijden gebracht. De aalmoezenier pater Grostowski, een Dominicaan, begeleidde hen. De ramen van de Terheijdense kerk waren kapot en de soldaten werden op de brancards op de trappen van het altaar gelegd. Onder de brancards waren stenen gelegd. Er werd om de pastoor geroepen, maar deze kwam niet. De aalmoezenier deed nu de gebeden, zegende de soldaten met wijwater en zalfde hen met heilige olie. Deze heilige olie bewaarde hij in een mooi leren holster.
De vier soldaten zouden alsnog aan hun verwondingen bezwijken. Hun identiteitsplaatje werd in tweeën gebroken, één deel bleef bij het lichaam en het andere deel was voor de militaire administratie. De volgende dag zijn zij begraven in Ginneken en rusten daar, naast elkaar, tot op de dag van vandaag. Hun namen zijn:
Jan Plomin (1911-1944) diende onder de naam, Jan Bednarski
Józef Plutowski (1914-1944) diende onder de naam Józef Galikowski
Franciszek Banek (1901-1944)
Franciszek Kurzynski (1921-1944) diende onder de naam van Franciszek Kochanski.
De genoemde Poolse pater Grostowski verbleef bij de familie Kock in Terheijden. Moeder en 2 dochters Kock woonden in de Hoofdstraat aan het begin van Zeggelaan en staan met hem op de foto bij de voordeur van hun huis.
Waarom hadden veel Poolse soldaten schuilnamen?
In september 1939 waren de Duitsers Polen binnengevallen en werd het land door hen bezet. Een deel van het Poolse leger was ontkomen, maar een aantal legeronderdelen waren onder Duits bestuur gekomen en de soldaten gedwongen om dienst te nemen in het Duitse leger. Veel soldaten ontvluchten daarom hun land en kwamen via lange omzwervingen in Frankrijk terecht waar zij zich aansloten bij het deel van het Poolse leger, dat in Frankrijk terechtgekomen was. Zij meldden zich aan bij het Poolse leger, maar om moeilijkheden voor hun achtergebleven familie in Polen te voorkomen namen zij een schuilnaam.
In Frankrijk woonden al veel Polen, die daar naar toe gegaan waren om economische redenen en van hen sloot ook een deel zich aan bij het Poolse leger in Frankrijk. In 1940 vielen de Duitsers Frankrijk binnen en het Poolse leger wist te ontkomen naar het Verenigd Koninkrijk en werd daar gelegerd in Schotland, waar zij kustbewaking deden en training voor de geplande invasie in 1944.
Ook volgden zij daar allerlei cursussen om na de oorlog weer aan het werk te kunnen. In 1947 pas zou de Eerste Poolse Pantserdivisie, die na 1945 bewakingswerk deed in het verslagen Duitsland, ontbonden worden.
Pierre Gruca.